Maatregelen met potentieel voor ammoniakreductie bij legkippen en vleeskuikens

publish date
28.02.2024

Na een grondig selectieproces komen we tot een reeks mogelijke maatregelen of technieken voor ammoniakreductie in de pluimveehouderij. Omdat er nog weinig kennis is over de werking, effectiviteit en haalbaarheid, starten de RAMBO-projectpartners onderzoek op om elke maatregel grondig te evalueren. De tien oplossingen met potentieel (vijf voor leghennen en vijf voor vleeskuikens) worden in de praktijk getest en gedemonstreerd bij het Proefbedrijf Pluimveehouderij.

Wat zijn de weerhouden maatregelen en hoe werken ze? We nemen ze onder de loep. Proefbedrijf Pluimveehouderij zal metingen uitvoeren in hun stallen om het effect van de hieronder beschreven maatregelen op de ammoniakuitstoot te bepalen en zo de maatregelen met elkaar te vergelijken.

FOTO 2 PERSBERICHT RAMBO

Legkippen

1. Vergelijking huisvestingssysteem (verrijkte kooi – Code2+ - volière)

Leghennen kan je op verschillende manieren huisvesten. In Vlaanderen en Nederland zijn de meeste kippen te vinden in verrijkte kooien of volièrestallen, soms met extra ruimte buiten.

In verrijkte kooien leven ze in kleine groepen (20 tot 50 dieren per groep). De kooi is verrijkt met een legnest, zitstokken en nagelgarnituur. De mest komt meteen op een mestband en wordt gedroogd via een beluchting. Meestal wordt de mest na verwijdering uit de stal nagedroogd in een droogtunnel om de ammoniakuitstoot te beperken.

In volièrestallen leven kippen in grotere groepen (1000den). Er is meer ruimte zodat ze meer natuurlijk gedrag vertonen. In een volièrestal leven de hennen niet enkel in het systeem, ze kunnen ook rondscharrelen in de strooisellaag op de vloer. In het systeem vinden de hennen voer, water en een plaats om hun eieren te leggen. De mest wordt regelmatig verwijderd uit het systeem via een of meerdere mestbanden. Op de mestbanden wordt de mest belucht om deze te drogen en de ammoniakuitstoot te verminderen. De hennen maken in een volièrestal ook gebruik van de scharrelruimte op de vloer onder en rond de systemen. Een groot deel van de mest komt in de strooisellaag terecht, die vaak een lange tijd blijft liggen. Hierdoor kan er zich ammoniak ontwikkelen en vervluchtigen vanuit de strooisellaag. Een droge strooisellaag gaat ook vaak gepaard met veel stofontwikkeling, waarop de ammoniak zich kan hechten.

Het Veranda Code2+ systeem combineert voordelen van beide: elke unit heeft ruimte voor 150 dieren. Naast het roosteroppervlak is er een aparte legnest, strooiselruimte en scharrelruimte. De dieren hebben in dit systeem dan ook de mogelijkheid om hun natuurlijk gedrag beter te uiten (bv. stofbaden, scharrelen, …) De zitstokken, voer- en waterlijnen staan boven een rooster met eronder een mestband met beluchting. De beluchting zorgt voor een snelle droging van de geproduceerde mest, en dankzij de mestbanden worden de uitwerpselen regelmatig verwijderd uit de stal.

2. Vergelijking rassen: witte versus bruine hennen

In de leghennenhouderij worden verschillende rassen gebruikt. De raskeuze verschilt tussen Vlaanderen en Nederland. Dit heeft te maken met een verschil in afzetmarkt. In Nederland is het aandeel witte hennen (met witte eieren) groter, terwijl men in Vlaanderen meer neigt naar bruine hennen omdat bruine eieren beter vermarkten als tafeleieren op de Vlaamse markt.

Er zijn ook verschillen in duurzaamheid tussen witte en bruine hennen. Witte hennen zijn lichter en eten minder voer, maar leggen toch meer eieren. Dit betekent dat ze het voer efficiënter benutten. Ook hun gedrag en activiteit in de groep zijn anders, wat invloed kan hebben op de mest, de kwaliteit van het strooisel en de uitstoot van ammoniak uit de stallen.

3. Frequentie strooisel verwijderen (bij volières)

In een volièrestal leven de hennen niet enkel in het systeem, ze kunnen ook rondscharrelen in de strooisellaag op de vloer. Op deze laag strooisel kunnen ze hun natuurlijke gedrag, zoals stofbaden en scharrelen, beter uiten. Omdat ze op het strooisel leven, valt er ook mest in. De mest in het strooisel speelt een grote rol bij de uitstoot van ammoniak uit de stallen. Onderzoek toont aan dat de uitstoot van ammoniak opmerkelijk hoger is in volièrestallen dan in kooisystemen. In een volièrestal valt een deel van de mest op de strooisellaag die niet vaak wordt verwijderd, en een ander deel valt op de mestbanden, waar het wordt gedroogd door beluchting. De mestbanden worden één of meerdere malen per week afgedraaid om de mest uit de stallen te verwijderen. De strooisellaag wordt niet belucht en blijft lange tijd liggen. Omdat de kippen in het strooisel scharrelen, kan de ammoniak die ontstaat gemakkelijk verdampen. Vaker het strooisel verwijderen kan helpen om de uitstoot te verminderen.

4. Frequentie mest afdraaien (bij kooihuisvesting)

In een verrijkte kooi valt de mest meteen op de mestband en wordt deze via beluchting gedroogd op de mestbanden. In droge mest wordt de omzetting van urinezuur naar ammoniak sterk vertraagd, waardoor de ammoniakuitstoot beperkt wordt.

Voor AEA-systemen met mestbandbeluchting varieert het per systeem hoe vaak de mest moet worden verwijderd om de gewenste vermindering van ammoniakuitstoot te bereiken, meestal minstens 1 of 2 keer per week. Vaker de mest verwijderen helpt om het efficiënter te drogen. Als de mest wordt gedroogd in een droogtunnel, kan dit de emissie nog verder verminderen.

5. Toevoeging van zeolieten aan voer en/of strooisel

Kleimineralen en zeolieten zijn stoffen die veel water kunnen opnemen vanwege hun speciale structuur. Ze kunnen ook veel positief geladen deeltjes opnemen en vrijgeven. Kleimineralen kunnen giftige stoffen zoals mycotoxines binden. Als zeolieten aan het voer worden toegevoegd, kunnen ze de darmgezondheid verbeteren en ervoor zorgen dat het voer beter wordt verteerd. Dit leidt tot minder stikstof in de mest. In het strooisel kunnen zeolieten ammonium opvangen, wat helpt om de uitstoot van ammoniak te verminderen.

Vleeskuikens

1. Aangezuurde stropellets – Strovan

In stallen waar strooisel wordt gebruikt, hangt de uitstoot sterk af van de kwaliteit van het strooisel. Veel factoren beïnvloeden dit, zoals het strooiselmateriaal. In de praktijk worden verschillende soorten strooisel gebruikt. Uit ervaring weten we dat het soort strooisel en hoe fijn het is, een grote invloed hebben.

Bij Strovan stropellets wordt tarwestro eerst fijn gemalen en dan tot pellets geperst. Door de warmte tijdens het persen worden bacteriën gedood. De pellets worden vervolgens deels verkruimeld. Nadat ze zijn gestrooid, vallen ze uit elkaar tot heel fijn strooisel. Dit fijngemalen tarwestro neemt veel vocht op. Fosforzuur wordt aan het strooisel toegevoegd als ammoniakbinder. Dit zorgt ervoor dat de ammoniak die vrijkomt, wordt gebonden en de stikstofuitstoot afneemt.

2. Vlaspellet strooisel

Hoe droog en los het strooisel blijft in de stal heeft veel invloed op de emissies. Deze vlaspellets worden gemaakt door vlaslemen eerst fijn te malen, dan tot pellets te persen en deels te verkruimelen. Door de hitte tijdens het persen zijn de pellets kiemvrij. In de stal krijg je een goede strooiselkwaliteit omdat dit fijne strooiselmateriaal veel vocht kan opnemen. Dit draagt bij aan het verminderen van de stikstofuitstoot.

3. Toevoeging van zeoliet aan het strooisel

Zeolieten kunnen veel vocht opnemen vanwege hun speciale structuur en kunnen ook veel positief geladen deeltjes opnemen en weer vrijgeven. Als je zeolieten aan het strooisel toevoegt, verbetert dit de kwaliteit ervan omdat ze vocht opnemen. In stallen waar strooisel wordt gebruikt, heeft de kwaliteit ervan invloed op hoeveel ammoniak er uit de stallen vervluchtigt. De hoge capaciteit van zeolieten om deeltjes op te nemen, kan ervoor zorgen dat stikstofverbindingen in het strooisel worden vastgehouden, waardoor er minder ammoniak vervluchtigt. Tijdens het experiment zullen we op verschillende momenten tijdens de ronde zeoliet over het strooisel strooien.

4. Toevoeging van zeolieten aan het voeder

Kleimineralen en zeolieten zijn mineralen die veel vocht kunnen opnemen vanwege hun structuur. Ze kunnen ook veel positief geladen deeltjes opnemen en weer vrijgeven.

Kleimineralen kunnen giftige stoffen zoals mycotoxines binden. Als je zeolieten, zoals clinoptiloliet, aan het voer toevoegt, verbetert dit de darmgezondheid. Hierdoor wordt het voer beter verteerd en gebruikt, waardoor er minder stikstof in de mest komt.

In de strooisellaag kunnen zeolieten veel positief geladen deeltjes (waaronder ammonium) binden, waardoor er minder ammoniak vervluchtigt. De hoge capaciteit om vocht op te nemen helpt ook om de kwaliteit van de strooisellaag in de vleeskuikenstal te verbeteren.

5. Optimalisatie voedersamenstelling

Deze maatregel kan op verschillende manieren invloed hebben op de uitstoot uit stallen. Door in te zetten op een optimale vertering en het voer beter af te stemmen op wat de kippen nodig hebben, kunnen meer voedingsstoffen worden benut. Dit betekent dat er minder ongebruikte stikstof in de mest belandt, die zou kunnen vervluchtigen. Ook is de kwaliteit van de strooisellaag heel bepalend voor de stikstofuitstoot uit een ingestrooide pluimveestal. De kwaliteit van de mest, hoeveel water de kuikens opnemen en de water/voer verhouding hangen af van de mineralen in het voer. Door de mineralengehaltes in het voer te optimaliseren en speciale voeradditieven te gebruiken, kan de uitstoot van ammoniak worden verminderd.

Meer info

Vragen over het RAMBO-project of ammoniakreductie in pluimveehouderij?

Contacteer onderzoeker Tom Van Hertem van Proefbedrijf Pluimveehouderij:

Volgende van de detaillijst