Alle vleermuizen zijn in min of meerdere mate lichtschuw
Vleermuizen mijden daglicht en jagen daarom ’s nachts op insecten.
Ze hebben daarbij weinig concurrentie van andere diersoorten, en de
duisternis zorgt ervoor dat roofdieren hen niet zien. Tenminste, als
kunstlicht het donker niet verstoort.
Vleermuizen hebben in tegenstelling tot wat men soms denkt, zeer
gevoelige ogen die aangepast zijn aan lage lichtintensiteiten. De
meeste soorten hebben kleurenzicht, maar de kleuren waarvoor ze
gevoelig zijn, verschillen ten opzichte van die die de mens kan
waarnemen. Zo kunnen zij ook UV-licht zien. Als algemeen principe
geldt dat kunstmatige verlichting, waar mogelijk, vermeden moet
worden. Indien verlichting noodzakelijk is, dan zijn er verschillende
flankerende maatregelen mogelijk die het effect van licht op
vleermuizen minstens ten dele afzwakken.
Elke lamp die niet hoeft te branden, levert een besparing
op (zowel financieel als qua CO2-uitstoot), dus een win-win
voor budget, klimaat en lokale biodiversiteit.
Het INBO-advies geeft een stappenplan om dit verder te
concretiseren, gebaseerd op de aanbevelingen van Eurobats. Het stappenplan bestaat
uit vier hiërarchische stappen, waarbij elke volgende stap moet gezien
worden als een aanvulling op de vorige stappen.
Stappenplan om het effect van licht op vleermuizen af te zwakken
Stap 1: Vermits alle vleermuissoorten lichtschuw zijn
in bepaalde omstandigheden, moet verlichting in de eerste plaats
vermeden worden. Vleermuizen hebben nood aan een netwerk van donkere
verbindingen om vlot toegang te hebben tot foerageergebieden vanuit de
kolonieplaatsen. Plaats daarom alleen lampen waar dit echt nodig is.
Je kan ook gebruik maken van reflectoren, een lichtgekleurde
wegbedekking voor fietspaden of wegmarkeringen.
Stap 2: Indien verlichting noodzakelijk is, is het
het beste om die enkel te laten branden indien nodig, bijvoorbeeld
door bewegingsdetectoren te gebruiken die het licht aanschakelen
wanneer voetgangers, fietsers of auto’s passeren. In de buurt van
kolonieplaatsen moet ervoor gezorgd worden dat de vleermuizen in het
donker in en uit kunnen vliegen.
Stap 3: Beperk zoveel mogelijk de intensiteit van het
licht en vermijd strooilicht. Om lichtverstrooiing te vermijden,
moeten aangepaste armaturen gebruikt worden die het licht zoveel
mogelijk richten op de plaats waar het nodig is, en verstrooiing naar
de wijdere omgeving vermijden. Armaturen zouden geen licht naar boven
toe mogen verspreiden. Om dezelfde reden worden lichtarmaturen best zo
laag mogelijk geplaatst. Bij verlichting van een weg omzoomd met bomen
moeten de armaturen zodanig worden geplaatst dat zij het bovenste deel
van de bomenrij niet verlichten. Lichtverstrooiing naar waterpartijen
toe moet zeker vermeden worden. Aanplant van een groenscherm kan in
sommige omstandigheden helpen om lichtverstrooiing te beperken, maar
dit werkt uiteraard enkel in het zomerseizoen. Recent onderzoek geeft
aan dat ook tijdens de winter vleermuizen meer vliegen dan tot nu toe
werd aangenomen.
Stap 4: Als allerlaatste maatregel kan een lichtkleur
gebruikt worden die door vleermuizen minder wordt gezien of als minder
bedreigend wordt ervaren. Onderzoek wees uit dat een
oranje/rode/amberkleur minder verstorend is dan bv. wit licht omdat UV
en andere korte golflengten eruit gefilterd zijn. Het aantal studies
hierover is echter nog beperkt, en de reactie van de vleermuizen
verschilt van soort tot soort. Daarom is het gebruik van een
vleermuisvriendelijke lichtkleur een laatste stap die een nuttige
aanvulling kan zijn nadat alle andere stappen zijn uitgewerkt. Het is
dus van groot belang om in te zetten op een vleermuisvriendelijke
inrichting van het verlichtingsplan en landschap.
Vleermuizen als Provinciaal Prioritaire Soorten
Vleermuizen als groep, zijn geselecteerd als Provinciale Prioritaire Soorten voor de
provincie Antwerpen. Het zijn soorten waar de provincie via gerichte
maatregelen extra aandacht aan besteedt. Als belangrijke boodschap wil
de provincie Antwerpen meegeven dat het zinvol is om bij plannen en
projecten m.b.t. verlichting ook de impact op milieu en natuur te
bekijken en natuurgebieden en verbindingszones aan te duiden die best
donker blijven. Elke lamp die niet hoeft te branden, levert een
besparing op (zowel financieel als qua CO2-uitstoot), dus
een win-win voor budget, klimaat en lokale biodiversiteit. Het
volledige INBO-advies kan je hieronder downloaden.